Nieuws
Michelle Achterberg - Schuldhulp: oog voor het jongerenbrein
‘Wat verandert er allemaal in het adolescentenbrein en wat heeft dat voor gevolgen voor het gedrag?’, begint Achterberg, die aan de Erasmus Universiteit onderzoek doet naar hersenontwikkeling en sociaal gedrag bij kinderen en jongeren. Er gebeurt van alles in het jonge brein. Enerzijds neemt het cognitieve vermogen toe, maar er is ook een drang naar spanning, een grote sociale gevoeligheid. ‘Dit heeft zowel positieve uitkomsten – jongeren ontdekken de wereld, sociale vaardigheden nemen toe – maar aan de andere kant zien we ook een piek in angsten, gevoelens van depressie en risicogedrag.’
Afname
Tijdens de adolescentie zijn de hersenen volop in ontwikkeling. Er is ook sprake van een afname van het aantal hersencellen maar het aantal verbindingen neemt wel toe. ‘We weten inmiddels dat dit via een specifiek patroon verloopt. De hersencellen in het cognitieve hersengebied ontwikkelen zich langzamer dan in de emotionele gebieden, die echt pieken tijdens de adolescentie.’ Dit alles zorgt volgens Achterberg voor een disbalans en kan leiden tot risicovol en roekeloos gedrag. ‘Er is maar weinig impulscontrole en jongeren zijn gevoelig voor snelle beloningen.’
Risicogedrag
Dit risicogedrag heeft volgens de ontwikkelingspsycholoog mogelijk een evolutionaire functie. ‘Verkenningsgedrag vraagt ook om meer autonomie en onafhankelijkheid. Tegelijkertijd is het belangrijk om een sociaal netwerk op te bouwen om het te redden in deze wereld.’
‘Jongeren zijn gevoelig voor snelle beloningen.’
Het kan volgens Achterberg nuttig zijn voor professionals om deze onderliggende motieven in te zetten, in plaats van te bestrijden bij de aanpak van schulden. ‘Bijvoorbeeld door jongeren waar mogelijk zelf keuzes te laten maken, vertrouwen te geven. ‘Laat ze zelf proberen, maar blijf in de buurt om hulp te bieden waar nodig. Ook de inzet van rolmodellen om zo een positief ‘groepsnorm’ te creëren kan helpen. Denk bijvoorbeeld aan een buddy-systeem. Op deze manier kunnen inzichten van uit de neuropsychologie echt helpen in de praktijk.’